Democratie en civil society
De democratie in het Westen staat onder druk. Studie naar en communicatie over de ontwikkeling van de democratie en de rechtstaat van West-Europese samenlevingen zijn actueel en relevant.
Sommige aspecten van de Nederlandse democratie hebben oude papieren. Denk aan de vrijheid van godsdienst en van meningsuiting – hoewel die nooit absoluut is geweest. Denk ook aan de waterschappen – hoewel het maar de vraag is of die aan de basis van het zogenaamde poldermodel staan, zoals het verhaal wil. De moderne democratische rechtsstaat zoals we die nu kennen, is van veel jongere datum. In de negentiende eeuw werden daarvoor belangrijk fundamenten gelegd. Die werden in de twintigste eeuw bedreigd en, zo weten we inmiddels, ook in de 21ste. Om de waarde ervan opnieuw te ontdekken, is een historische ontdekkingstocht broodnodig.
Onderzoek omgang met Joods vastgoed door de gemeente Nijkerk
Voor de gemeente Nijkerk deed ik onderzoek naar de rol van de gemeente met betrekking tot gemeentelijk Joods vastgoed in Nijkerk in de periode tijdens en net na de Tweede Wereldoorlog. Ik ben goed bekend met de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog. Het was een indringende reis door het niet eens zo heel verre verleden. Bij het onderzoek kreeg ik ondertsteuning van een begeleidingscommissie. De commissie bestond uit een vertegenwoordiging van de Nederlands-Israëlitische Gemeente Amersfoort (hier valt Nijkerk ook onder), lokale kennisdragers van de Joodse historie, een vertegenwoordiging van de gemeentelijke archiefbewaarplaats Nijkerk en ambtenaren van de gemeente Nijkerk.
Neerbosch: een casestudy naar de groei van de civil society
In de negentiende eeuw begonnen steeds meer particuliere verenigingen en genootschappen een rol te spelen in de samenleving. Dat waren niet alleen vrijmetselaarsloges, herenclubs, culturele clubs, zangverenigingen, zendingsgenootschappen en -verenigingen, Bijbelgenootschappen, morele hervormingsgenootschappen en reciteergenootschappen, zoals lang is beweerd.[1] Ook de groei van de talloze filantropische instellingen in de armenzorg vallen daaronder. Het onderzoek naar de weesinrichting Neerbosch is daarom te beschouwen als een case study van de groeiende civil society.[2]
–
Vooral in de negentiende eeuw was er sprake van groei van de zogenaamde civil society. De groei van Neerbosch (zie illustratie hierboven) is een voorbeeld van de opkomst van het maatschappelijk middenveld en van de civil society in negentiende-eeuws Europa.
De studie naar de democratisering en de civil society is actueel
De wortels van de civil society – participatiesamenleving, zo u wilt – reiken ver terug in het verleden. In veel Westerse landen zoals de Verenigde Staten van Amerika tot in de 18e eeuw, maar in Nederland zijn die via waterschappen en gilden te traceren tot in de Middeleeuwen. Vanaf ongeveer 1820 groeide de civil society sneller. Dat gebeurde niet alleen in Nederland, maar ook in ander Westerse landen. Daarbij speelde religie een belangrijke rol. Want in tegenstelling tot wat wel wordt gesteld, speelde religie een belangrijke rol in allerlei verenigingen en genootschappen in het begin van de 19e eeuw.[3]
De studie naar deze maatschappelijke ontwikkelingen met aandacht voor religie, filantropie, armenzorg, verenigingen en genootschappen, maakt onderdeel uit van de zogenaamde politieke-cultuurbenadering. Dat is een tamelijk nieuwe aanpak in de historische en sociale wetenschappen. Die benadering laat zien hoe politieke ontwikkelingen binnen een cultuur en maatschappij zijn ingebed en erdoor worden beïnvloed.[4]
Historisch onderzoek naar het functioneren van instituten en instellingen, van personen en van sociale verbanden kunnen een meerwaarde bieden. Zeker als we beseffen dat ook in het begin van de 19e eeuw een democratie allesbehalve een positieve pers had. Dat was te wijten aan de Franse Revolutie en de ellende die daaruit voort was gekomen. Ook in Nederland waren velen uit de elite tot ver in de 19e eeuw wars van elke vorm van toenemende invloed van lagere standen. Dat is veranderd, maar waarom en wat heeft dat ons gebracht? En vooral: wat kan het ons nog brengen?
[1] Stefan-Ludwig Hoffmann, Civil Society 1750-1914 (Basingstoke/New York, 2006) 25-43; Boudien de Vries, ‘Voluntary societies in The Netherlands , 1750-1900’, in: G. Morton, R.J. Morris en B.M.A. de Vries, Civil Society, Associations and Urban Places (Aldershot, England, Burlington, VT, 2006) 108.
[2] A. van Renssen, Het wezendorp Neerbosch. De protestants-christelijke weesinrichting Neerbosch en haar stichter Johannes van ’t Lindenhout (1863-1903) 21, 24-25.
[3] Zie hierover onder meer: A. Houkes, Christelijke vaderlanders. Godsdienst, burgerschap en de Nederlandse natie (1850-1900) (Amsterdam, 2009); R. Aerts, ‘Civil Society or Democracy? A Dutch Paradox’, in: BMGN/LCHR (2010) Vol. 125 2-3, 209-236, aldaar: 213; Hoffman, Civil Society, 87; A. Lubbers, ‘Een republiek in het klein’: Noord-Nederlandse leesgezelschappen en hun lectuurkeuze in het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, 1815-1830 (Amsterdam, 2014) 48-49, 294, 381.
[4] M. Janse, ‘‘Vereeniging en verlangen om verenigd te werken’. Réveil en civil society’’, in: F. van Lieburg (red.), Opwekking van de natie. Het protestantse Réveil in Nederland (Hilversum, 2012) 170-171; M. Prak en J.L. van Zanden, Nederland en het poldermodel. Sociaal-economische geschiedenis van Nederland, 1000-2000 (Amsterdam, 2013) 16-20.
[5] H. Paul, ‘Slotbeschouwing: het internationale evangelicalisme in de vroege negentiende eeuw’, in: F. van Lieburg (red.), Opwekking van de natie, 283.